Tijdschrift voor Evidence-Based Medicine



Editoriaal: Exit holistische geneeskunde?


Minerva 2003 Volume 2 Nummer 7 Pagina 104 - 105

Zorgberoepen


 
 

Algemeen wordt aangenomen dat de mentale ingesteldheid en de psychologische aanpassingstrategieën een invloed kunnen uitoefenen op de overlevingsduur van mensen nadat bij hen een kanker werd gevonden. Op een positieve en strijdvaardige wijze het hoofd bieden aan een ernstige bedreigende ziekte zou beter zijn dan machteloos de situatie te ondergaan, ‘uitzichtloos ten onder gaan’. Personen met een positieve ingesteldheid en met de nodige vechtlust zouden een langere overlevingsduur hebben, zo bleek uit een studie uit 1979 bij vrouwen met borstkanker 1 .

 

In een systematische review heeft men nu de evidentie samengevat over het effect van psychologische copingstijlen (vechtlust, machteloosheid/uitzichtloosheid, ontkenning) op de overleving en het optreden van recidieven bij mensen met kanker 2 .Het besluit is dat er weinig of geen effect wordt gevonden. Evenmin lijken ‘aanvaarding, fatalisme of ontkenning’ een negatieve invloed te hebben. Het gevolg hiervan is dat het misschien weinig zin zou hebben om psychologische interventies te ontwikkelen en specifieke copingstijlen aan te bevelen om de overleving te vergroten. Belangrijk genoeg om hierbij stil te staan: de beweging van de holistische geneeskunde is immers een mijlpaal en is als stevige negentienzestiger niet zomaar van de tafel te vegen. Bovendien, wat met deze conclusies gedaan in de palliatieve zorg?

 

Als we dit lezen worden we heel stil. Huilen we van onmacht omdat we geen invloed meer hebben, ook niet als we dit zelf meemaken? Wat staat er ons te doen? Dit besluit nu klakkeloos overnemen en er ons vervolgens gewoon bij neerleggen? In de review werd uitsluitend prospectief observationeel onderzoek (cohortonderzoek) opgenomen. Maar, bestaat er ander onderzoek? De studies met positieve resultaten hadden een kleinere studiepopulatie dan het gemiddelde van alle studies en er werd geen associatie gevonden tussen de studiekwaliteit en de studieresultaten. Er was belangrijke heterogeniteit tussen de verschillende studies en er waren bovendien weinig studies per copingcategorie. Volgens de auteurs zijn de positieve resultaten zelfs enkel te ‘danken’ aan de lage methodologische kwaliteit van deze studies. Aan de andere kant is in het artikel niet duidelijk op welke wijze de auteurs de methodologische kwaliteit hebben onderzocht!

 

Deze systematische review constateert dat er te weinig en te kleine studies zijn om conclusies te kunnen trekken. Toch concluderen de auteurs dat zulke interventies ongeschikt, ja zelfs ongepast zouden kunnen zijn. Een brug te ver? Als er geen evidentie te vinden is, heeft dit dan te maken met het feit dat er ondanks uitgebreid en goed onderzoek inderdaad geen effect is? Of eerder omdat er geen goed onderzoek naar gebeurd is? Anderzijds is de conclusie van deze review ook weer niet zo verwonderlijk: er is ook weinig effect gevonden van ‘life events’, copingstijl en persoonlijkheidskenmerken op de ontwikkeling van borstkanker 3 .Of mogen we hier niet veralgemenen? Misschien bestaat er wel een effect van copingstrategieën op de kwaliteit van leven: die is erg belangrijk bij personen met kanker. Dit werd hier niet onderzocht. Psychologische adaptatie is een geheel van processen, bedoeld om een harmonie te verwezenlijken. Copinggedrag is slechts één van de mogelijkheden. Hoewel er nogal wat literatuur bestaat over psychologische interventies bij kankerpatiënten, bestaan er in dit domein nog geen criteria om de ‘effectiviteit’ ervan duidelijk te omschrijven 4 .Copingstrategieën helpen patiënten zich beter en sterker te voelen. Overleven wordt op deze manier niet het enige objectief; de kwaliteit van het eigen leven en van de relaties, van de waarden waarvoor zij leven en de eigen spiritualiteit verdienen ook de nodige aandacht en inzet 5 .

Zijn de conclusies van deze review voorbarig, zijn ze misschien een te grote simplificatie van de werkelijkheid? Terecht kunnen we de vraag stellen of het wel mogelijk is in dit domein met deze methodologieën en met de beperkte conceptuele afbakeningen conclusies te trekken. Immers, voor wie is het duidelijk wat een positieve aanpak is, wat de actieve deelname van de patiënt inhoudt en wat ieder van ons verstaat onder ‘positief denken’? Is dat anders bezig zijn met de dood, is dat beter afscheid nemen? De geneeskunde heeft zeker nog niet alle mogelijke sporen onderzocht, over gezond blijven is nog maar weinig onderzoek verricht. In het geval van kanker is coping een vorm van problem solving dus ziektegericht, salutogenie 6,7 is heling en dus gezondheidsgericht.

 

Stel dan dat we inzicht zouden hebben in echte helende processen: zijn interventies hier dan mogelijk, is ‘helen’ aan te leren? Zo ja, wat is dan het onderscheid tussen de effecten naarmate deze tumorgericht zijn of eerder salutogeen? De terreinafbakening is hier onduidelijk en bij onvoldoende aandacht voor de concepten dreigt er chaos! Vaak bedoelt iedereen wat anders. Lijden pijnspecialisten al niet 30 jaar aan ditzelfde euvel? Er bestaat in dit domein van de gezondheidszorg een grote nood aan systematische reviews, maar in eerste instantie aan goed basaal onderzoek.

 

Misschien betekent dit einde van de holistische geneeskunde ook een nieuw begin. Daarvoor moet prioritair werk gemaakt worden van basale concepten. Over onderwerpen als de kwaliteit van leven bij personen met kanker bestaan helaas weinig studies 8 .Wat houdt het begrip kwaliteit van leven hier in? Eens er duidelijke concepten bestaan, kunnen oncologen, psycho-oncologen en andere onderzoekers zich buigen over de keuze van de meest aangepaste methoden om in dit domein onderzoek te doen. De holistische geneeskunde is verre van dood, een vernieuwende visie dringt zich echter wel op. Wie voelt zich geroepen?

 

E. Vermeire, H. Stuer

 

Literatuur

  1. Reynolds P, Hurley S, Torres M, et al. Use of coping strategies and breast cancer survival: results from the Black/White cancer survival study. Am J Epidemiol 2000;152:940-9.
  2. Petticrew M, Bell R, Hunter D. Influence of psychological coping on survival and recurrence in people with cancer: systematic review. BMJ 2002;325:1066-75.
  3. Butow PN, Hiller JE, Price MA, et al. Epidemiological evidence for a relationship between life-events, coping style, and personality factors in the development of breast cancer. J Psychosom Res 2000;49:169-81.
  4. Owen JE, Klapow JC, Hicken B, Tucker DC. Psychological interventions for cancer: review and analysis using a three-tiered outcomes model. Psychooncology 2001;10:218-30.
  5. Kneier AW. Coping with melanoma: ten strategies that promote psychological adjustment. Surg Clin North Am 2003; 83:417-30.
  6. Antonovsky A. Health, stress and coping. San Francisco: Jossey-Bass Publishers, 1979.
  7. Antonovsky A. Unraveling the mystery of health. San Francisco: Jossey-Bass Publishers, 1987.
  8. Shimozuma K, Okamoto T, Katsumata N, et al. Systematic overview of quality of life studies for breast cancer. Breast Cancer 2002;9:196-202.
Editoriaal: Exit holistische geneeskunde?

Auteurs

Stuer H.
Vakgroep eerstelijns- en interdisciplinaire zorg, Centrum voor Huisartsgeneeskunde, Universiteit Antwerpen
COI :

Vermeire E.
Vakgroep eerstelijns- en interdisciplinaire zorg, Centrum voor Huisartsgeneeskunde, Universiteit Antwerpen
COI :

Woordenlijst

Codering





Commentaar

Commentaar