Tijdschrift Minerva volume 22 nummer 6 juli 2023




Vestibulaire suppressiva effectief voor benigne paroxismale positieduizeligheid?

Pagina 109 - 112 

Dhooge I., Acke F.  

Deze systematische review met meta-analyse toont aan dat vestibulaire suppressiva geen positief effect hebben op de symptomen van benigne paroxismale positieduizeligheid. Met therapeutische manoeuvres is wel een meerwaarde ten opzichte van vestibulaire suppressiva aangetoond, maar de klinische relevantie van het resultaat is op basis van deze studie niet duidelijk. De systematische review is van goede methodologische kwaliteit maar gebaseerd op een beperkt aantal gerandomiseerde gecontroleerde studies met lage patiëntaantallen en een hoog risico van bias waardoor de zekerheid van het bewijs voor alle resultaten laag tot zeer laag is. Bovendien is er ook een belangrijke klinische heterogeniteit, wat de extrapoleerbaarheid van de resultaten bemoeilijkt.


Het effect van verhoogde eiwitinname op de vetvrije massa en spierkracht bij ouderen

Pagina 113 - 117 

Van Hemelryck N.  

Deze systematische review en meta-analyse van RCT’s met een matig tot hoog risico van bias toont aan dat een verhoogde eiwitinname leidt tot een toename van de appendiculaire vetvrije massa en handknijpkracht bij oudere volwassenen die ook aan weerstandstraining doen, meer specifiek in een kleine groep met ‘fragiele, sarcopene of sarcopeen obese ouderen’. Het gaat echter om een relatief kleine effectgrootte waarvan de klinische relevantie onduidelijk is.


Wat is de waarde van pyurie voor de diagnose van urineweginfecties?

Pagina 118 - 121 

Oyaert M.  

Deze retrospectieve observationele diagnostische studie in een grote niet-geselecteerde ziekenhuispopulatie toont aan dat de diagnostische accuraatheid van het aantal witte bloedcellen bij microscopisch onderzoek onvoldoende is om bacteriurie bij symptomatische en asymptomatische patiënten te voorspellen. Het feit dat men geen rekening hield met de symptomatologie van de geïncludeerde patiënten beknot de klinische relevantie van deze studie.


Primaire cardiovasculaire preventie met combinatie van antihypertensiva en statines in vaste dosis met of zonder aspirine?

Pagina 122 - 126 

De Cort P.  

Deze systematische review en meta-analyse van een selectie van grote RCT’s die verschillen in studiedesign en onderzoekspopulatie toont een statistisch significante winst aan van een vaste combinatie met antihypertensiva, statines (en aspirine) versus een controlegroep voor de primaire preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen bij patiënten met een matig tot hoog cardiovasculair risicoprofiel in regio’s met een lage tot matige socio-economische status. Naast onzekerheid over de klinische relevantie zijn de resultaten niet extrapoleerbaar naar de Belgische zorgcontext.


Online yoga effectief voor patiënten met knieartrose?

Pagina 127 - 130 

Van Cauwenbergh S.  

Deze pragmatische RCT met een belangrijk risico van selectie- en detectiebias toont aan dat een online ongesuperviseerd yogaprogramma in vergelijking met een controlegroep die alleen online educatie krijgt, een tijdelijk statistisch significant effect heeft op de verbetering van de fysieke functionaliteit maar niet op pijnreductie bij patiënten met knieartrose. Dit effect werd bovendien niet behouden op 24 weken en bereikte de klinisch relevante drempel niet. Deze studie kan het gebruik van yoga bij knieartrose dus niet onderbouwen.


Verbetert visuele kunstexpressie met verhalen milde cognitieve problemen bij ouderen?

Pagina 131 - 135 

Kos D.  

Deze Chinese open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie met geblindeerde effectbeoordelaars toont aan dat een programma van visuele kunstexpressie gecombineerd met verhalen vertellen (storytelling) bij oudere personen met milde cognitieve achteruitgang (MCI) niet leidt tot een verbetering van het globale cognitieve functioneren in vergelijking met puzzelactiviteiten in groep. Er is wel een verbetering ten opzichte van gebruikelijke activiteiten (zonder bijkomende interventie), zowel voor wat betreft algemeen cognitief functioneren, als bepaalde specifieke cognitieve functies (kortetermijngeheugen, aandacht, executieve functies en taal), depressie en angst, zowel op korte als lange termijn (6 maanden na interventie). De klinische relevantie van deze resultaten zijn niet duidelijk. Correct opgezette studies in Westerse populaties die kijken naar een klinisch relevant effect van kunst en storytelling, zowel in combinatie als afzonderlijk, zijn nodig.


Antidepressiva nuttig om pijn te behandelen?

Pagina 136 - 141 

Stas P.  

Deze umbrella review van goede methodologische kwaliteit toont aan dat het gebruik van antidepressiva niet eenduidig kan worden aanbevolen voor de behandeling van pijn. Er was matige zekerheid van bewijs dat selectieve serotonine-en-noradrenaline-heropnameremmers (SNRI’s) werkzaam zijn voor rugpijn, postoperatieve pijn, fibromyalgie en neuropathische pijn. Voor andere moleculen en pijnsyndromen steunde de werkzaamheid of niet-werkzaamheid op bewijs van lage zekerheid. Voor de meeste vergelijkingen waren de resultaten echter niet-conclusief. Een terughoudende aanpak bij het voorschrijven van antidepressiva bij pijnaandoeningen is dus zeker aanbevolen.


Toegevoegde waarde van de apotheker bij de aanpak van polymedicatie in de eerstelijnszorg

Pagina 142 - 146 

Claus B., Laekeman G.  

Deze methodologisch correct uitgevoerde narratieve systematische review van gecontroleerde studies toont aan dat geïntegreerde zorg van apotheker en huisarts vergeleken met standaardzorg zonder directe betrokkenheid van de apotheker het aantal onaangepaste voorschriften en het totale aantal voorschriften bij gepolymediceerde patiënten doet dalen (matige graad van evidentie). De grote heterogeniteit van uitkomstmaten maakt het onmogelijk om sluitende conclusies te trekken over levenskwaliteit, vermeden ongewenste effecten en kosten.


Nut van gedragsinterventies voor primaire preventie van cardiovasculaire aandoeningen bij volwassenen?

Pagina 147 - 152 

Vergauwen K.  

Deze systematische review met meta-analyse toont aan dat gedragsinterventies door hulpverleners gericht op gezonde voeding, verhogen van fysieke activiteit en verminderen van sedentair gedrag bij patiënten zonder gekend cardiovasculaire risico een statistisch significant klein voordeel opleveren op vlak van intermediaire gezondheidsuitkomsten (bloeddruk, LDL-cholesterol, gewicht, BMI, tailleomtrek) en gedragsverandering (voedingsinname, fysieke activiteit). Deze systematische review en meta-analyse is van goede methodologische kwaliteit, maar is gebaseerd op originele RCT’s waarvan onvoldoende informatie wordt gerapporteerd over de methodologische kwaliteit, de geïncludeerde deelnemers, de specifieke aspecten van de interventies en mogelijke andere factoren (onder andere psychosociaal, socio-economisch) die een invloed kunnen hebben op de waargenomen resultaten. Het is zeker nuttig om nieuwe correct opgezette grootschalige studies met een langdurige follow-up op te zetten.


Kan het buikgevoel van patiënten nuttig zijn voor het medisch handelen in de eerste lijn?

Pagina 153 - 156 

Poelman T.  

Deze kwalitatieve studie bij huisartsen, verpleegkundigen en onthaalmedewerkers in huisartspraktijken en wachtposten voor huisartsen toont aan dat buikgevoelens van patiënten worden opgepikt en een plaats krijgen in het medisch handelen. Door de selectieve rekrutering kunnen de gegevens mogelijk onvoldoende veralgemeend worden. Ook over de diagnostische waarde van buikgevoelens bij patiënten mogen we op basis van deze studie geen uitspraken doen.